Exotische en vooral oriëntalistische gebouwen hadden in de loop van de negentiende eeuw een vaste plek veroverd op de World Fairs. Al op de Great Exhibition (1851) in Londen richtte de organisatie verschillende standen in met Egyptische, Turkse, Tunesische en Indische luxegoederen: rookwaren, koffie, rozenwater, textiel, ... Ze werden in een Oriëntaalse enscenering uitgestald in tenten. Sindsdien bleven de exotische paviljoenen op de Expo’s gebouwd worden, als plaatsen waar de verbeelding van moskeeën, Turkse baden, paleizen en duizend-en-een-nacht nooit veraf waren. Dit soort oriëntaliserende architectuur versterkte het kosmopolitische karakter van wat per slot van rekening ‘wereld’tentoonstellingen waren. Naast de paviljoenen was de Oriënt ook een populair en dankbaar thema in de attractiezones van de Expo’s, zoals de ‘Rue du Caire’.