Bij de eigenaars van de woningen was er weinig animo om in die ‘oudheidkundige herstellingen’ te investeren. Naar het voorbeeld van de restauratie van de Brusselse Grote Markt gebruikte de stad daarom ‘conventie-overeenkomsten’: de overheid besliste over het uitzicht van de stad en betaalde de kosten voor de restauratie van de gevels. In ruil verbond de eigenaar er zich toe geen veranderingen meer aan te brengen zonder toestemming. Leden van de Stedelijke Commissie voor Monumenten voerden de individuele onderhandelingen over de bouwplannen. Soms moesten ze grote toegevingen doen. Zo kregen de trapgevels een verdieping meer dan in de zeventiende eeuw gebruikelijk was. Resultaat is een groot verschil tussen de oorspronkelijke plannen en de uiteindelijke realisaties. Drie eigenaars wensten geen conventie te sluiten en werden in het kader van de wetgeving op ‘het openbaar nut’ onteigend.