Naast de centrale gebouwen en secties namen de nationale paviljoenen een groot gedeelte van de Expo in. In 1910 kwam een uitgebreide campagne op gang om buitenlandse exposanten te ronselen voor de Gentse Wereldtentoonstelling. Diplomaten probeerden landen te overtuigen van het economisch belang van de manifestatie en reisden door Europa om de zaak te bepleiten. Uiteindelijk namen twintig verschillende landen officieel deel aan de tentoonstelling, goed voor 14.156 buitenlandse exposanten en 84.000 m² Expoterrein. De architectuur en de inrichting stond telkens ten dienste van de nationale identiteit en producten. Landen die slechts een kleine afvaardiging stuurden, werden samen gebracht in de Internationale Hal nabij het Gemeenteplein.